Tweede verblijf
Wanneer je een woning bezit die niet je hoofdverblijfplaats is, wordt deze beschouwd als tweede verblijf en moet je hierop belastingen betalen. Als tweede verblijf wordt elke constructie beschouwd met woon- of verblijfsgelegenheid, waar niemand is ingeschreven in de bevolkingsregisters of vreemdelingenregisters. Dit kan gaan om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets, met chalets gelijkgestelde caravans en stacaravans die wegens hun afmetingen en constructie moeilijk te verplaatsen zijn en niet bestemd zijn om te worden voortgetrokken.
Het belastingsreglement op tweede verblijven is van toepassing op de natuurlijke of rechtspersoon die eigenaar is van het tweede verblijf. Zijn er meerdere eigenaars, dan zijn ze onderling en solidair aansprakelijk voor de betaling van de belasting. De belasting wordt berekend per jaar. Hierbij wordt uitsluitend de toestand per 1 januari van het belastingjaar in aanmerking genomen.
Uitzonderingen
Volgende woningen zijn vrijgesteld van de belasting op tweede verblijven:
- een woning opgenomen in de gemeentelijke inventaris van leegstaande, ongeschikt en/of onbewoonbaar verklaarde woningen
- een woning waarin uitsluitend een beroepsactiviteit uitgeoefend wordt
- een verplaatsbare caravan of woonaanhangwagen
- een woning waarbij het zakelijk recht definitief is verworven gedurende de laatste zes maanden voorafgaand aan het aanslagjaar
- een woning waarin iemand gedurende het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar minimum 6 maanden was gedomicilieerd
- een woning die tijdelijk niet bewoonbaar is door verbouwingswerken mits voorlegging van een stedenbouwkundige vergunning of afdoende bewijzen van renovatiewerken, deze vrijstelling kan voor de betreffende woning slechts twee keer worden toegekend
- de tweede verblijven opgesteld op een reglementair erkend kampeerterrein of kampeerverblijfpark
- een woning waarvan de houder van het zakelijk recht omwille van ziekte, ongeval of hoge leeftijd langdurig op een andere plaats verblijft, daar ingeschreven is in de bevolkingsregisters en hij of zij de laatste gedomicilieerde bewoner is, deze vrijstelling kan voor betreffende woning slechts één keer worden toegekend